Sedert enkele jaren kunnen we allemaal vaststellen dat boetes met toenemend gemak aan burgers worden toebedeeld. Algemeen bekend zijn de snelheidsboetes voor het gebruik van motorvoertuigen allerhande op de openbare weg, die steeds vaker en voor steeds hogere bedragen worden uitgeschreven.
Echter, niet enkel de burger wordt op de vingers getikt wegens overdreven snelheid. De Belgische belastingdienst was intussen ook gaan inspelen op de algemene trend: naast het veralgemenen van een fiscale boete van 10% (reeds vanaf erg bescheiden inbreuken), is ook het boetetarief van 50% de laatste jaren aan een opmars bezig.
Dit boetetarief is in de wet echter voorbehouden voor gevallen van ‘fiscale fraude’. Nu blijkt dat de administratie bijzonder happig is om dit tarief te hanteren. Hierbij veronderstelt men snel dat er kwaadwillig opzet in het spel is bij de belastingplichtige.
Een typisch voorwerp van dergelijke boetes is dat van de buitenlandse roerende inkomsten. Wie dit soort inkomsten ontvangt, zonder dat hierop Belgische roerende voorheffing was ingehouden, en nalaat of vergeet deze keurig mee in de jaarlijkse belastingaangifte te vermelden, krijgt meteen ook de belastingverhoging van 50% aangerekend.
Het niet aangeven van buitenlandse roerende inkomsten kwam in een wat verder verleden regelmatig voor, typisch via rekeningen in landen zoals Luxemburg en Zwitserland. Deze tijden zijn echter al lang voorbij nu er systematisch rekeninginformatie door de banken wordt uitgewisseld in de richting van de fiscus van het woonland van de belegger. Het gaat hier om de zogeheten ‘CRS rapporteringen’, die iedereen keurig (zij het nog altijd (te) laat in het jaar) op de site Myminfin ziet verschijnen. Ook moeten belastingplichtigen het bestaan van hun buitenlandse bankrekeningen bij de Nationale Bank van België aanmelden. Via deze meldingsplicht kunnen deze rekeningen achteraf moeilijk nog verborgen gehouden worden.
De Belgische fiscus is op die manier meer en meer op de hoogte, niet enkel van het bestaan van buitenlandse beleggingen, maar ook van het bedrag van deze beleggingen en van de inkomsten, die hieruit elk jaar voortvloeien. Dit heeft onvermijdelijk ook een invloed op wat men nu nog als ‘fraude’ kan aanzien in vergelijking tot vergissingen, slordigheden of nalatigheden bij de jaarlijkse belastingaangifte.
Sinds enkele jaren vergelijkt de Belgische belastingdienst op regelmatige basis de informatie op de CRS-fiches met de ingediende belastingaangiftes. Als er verschillen worden vastgesteld, dan geeft dit aanleiding tot een wijziging van de belastingaangifte, meestal meteen met een fiscale boete van 50% wegens fraude.
Uit onze dagelijkse praktijk hebben we gemerkt dat de belastingdienst veel te snel overgaat tot het vermoeden van fiscale fraude wanneer er een verschil is tussen de CRS rapporten en de aangifte. Hier wordt voorbij gegaan aan het feit dat er een aantal perfect logische verklaringen bestaan voor dit soort verschillen:
Toch stellen we vast dat in berichten van wijziging van aangifte maar al te snel wordt verondersteld dat er sprake is van niet-aangegeven inkomsten, die dan aan de belastbare basis worden toegevoegd. Opvallend is verder dat er systematisch een belastingverhoging van 50% wordt aangekondigd.
De administratie verliest bij dit alles uit het oog dat een belastingverhoging van 50% bijzonder hoog is en dat ze dan terecht komt op het domein van de sancties met een strafrechtelijk karakter, waarvoor er speciale regels gelden. Een dergelijke verhoging kan slechts worden toegepast wanneer er een onjuiste aangifte werd gedaan met het opzet de belasting te ontduiken. Fraude is echter complex en vereist niet enkel een materieel element, de overtreding op zich, maar bovendien ook een bijkomend moreel element, zijnde een bedrieglijk opzet om belastingen te ontduiken.
Fiscale fraude mag niet zomaar vermoed worden. De fiscus moet op actieve wijze het frauduleus opzet aantonen aan de hand van concrete feitelijke gegevens. Overtredingen, die hun oorsprong vinden in laattijdigheid, materiële vergissingen en te goeder trouw begane onjuistheden, komen niet automatisch in aanmerking om als fraude beschouwd te worden omdat er in die gevallen geen bedrieglijk opzet voorhanden is. Bedrieglijk opzet wordt niet geacht bewezen te zijn door het loutere feit van de niet-aangifte van belastbare inkomsten, zelfs al gaat het om belangrijke bedragen.
We stellen in dit kader vast dat de belastingdienst zich doorgaans beperkt tot een bijzonder summiere en algemene standaardmotivering, waarin enkel verwezen wordt naar een aantal algemene beginselen en naar de stelling dat er kapitalen naar het buitenland zijn verplaatst zonder aangifte. Deze motivering komt totaal niet tegemoet aan de bewijsplicht in hoofde van de administratie.
De hele discussie kwam intussen al aan bod bij rechtbanken. Zo is er een belangrijk vonnis in deze materie van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen (vonnis van 3 mei 2021).
In deze zaak ging het om een belastingplichtige met rekeningen in Frankrijk en Duitsland. Ingevolge uitgewisselde Franse en Duitse inlichtingen, en op basis van antwoorden op een vraag om inlichtingen was gebleken dat het bestaan van de rekening en van de roerende inkomsten van Franse en Duitse oorsprong niet (volledig) waren opgenomen in de Belgische belastingaangiftes. De fiscus paste haar belastingverhoging van 50% toe op basis van een vage motivering: het ging enkel om een verwijzing naar de betrokken wetsbepalingen, naar het feit van niet-aangifte van de rekening en van roerende inkomsten en om een verwijzing naar oudere rechtspraak inzake het overbrengen van kapitalen naar het buitenland zonder aangifte ervan.
De rechters oordeelden echter dat de 50% verhoging voorbarig was:
Op basis van deze overwegingen werd de belastingverhoging van 50% terzijde verschoven en vervangen door een verhoging van 10% (wat reeds aanleiding kan geven bij een fors boetebedrag wanneer grote sommen aan roerende inkomsten niet werden aangegeven).
De conclusie is dan ook dat men niet te snel moet meegaan met de (vaak dreigende) toon uit de berichten van wijziging en wel kan instemmen met de taxatie van niet- aangegeven inkomsten, maar enkel mits een passende boete van 10% en niet met de overdreven boete van 50% bij gebrek aan een concreet bewijs door de administratie van het bestaan van bedrieglijk opzet.
Fiscale boetes komen tegenwoordig misschien wat te snel en te fel en komen wel degelijk in aanmerking voor een aanpassing naar meer correcte en passende normen in verhouding met de concrete omstandigheden van het dossier. Met hoge boetes komt de fiscus terecht op het domein van het strafrecht. Daar gelden heel specifieke regels en verplichtingen en de belastingdienst zal zich hiernaar dienen te voegen bij het implementeren van het gevoerde sanctiebeleid. Hierbij moet rekening gehouden worden met het toetsingsrecht van de rechters wat betreft het bedrag van de opgelegde sancties. Ook voor de administratie is de tijd gedaan dat er zomaar te snel en zonder verdere controles gehandeld kon worden.