Trouwe lezers van deze rubrieken zullen reeds weten dat hier bij herhaling commentaren opduiken over de ‘samenwerking’ tussen de FOD Financiën enerzijds en de FOD Binnenlandse Zaken anderzijds. Dit blijkt een constante bron te zijn van standpunten van belastingambtenaren over het reilen en zeilen van gezinsleden, die niet zelden aanleiding geven tot absurde discussies.
Steeds weer stellen we vast dat ambtenaren een blind geloof hechten aan data, afkomstig uit de bevolkingsregisters, zelfs in die gevallen, waarin deze gegevens de onderlinge realiteit manifest geweld aandoen. Zo is het dagelijkse praktijk dat gehuwden als alleenstaanden worden belast, ze elk een ander fiscaal domicilie toebedeeld krijgen, plots door de ambtenaar feitelijk gescheiden worden of dat kinderen niet of verkeerd als fiscaal ten laste worden gerekend in het nadeel van de burger. Veel ambtenaren weten blijkbaar beter dan de belastingplichtige zelf hoe zijn of haar gezin in elkaar zit, louter door even snel in de gegevens van het bevolkingsregister te kijken.
We kruipen dus nog maar een keer in de pen om hier iets over te schrijven, ditmaal over een zaak, die recent door het Hof van Beroep van Antwerpen werd behandeld (Antwerpen, 19 december 2023).
Het betrof een met onderlinge toestemming uit de echt gescheiden koppel, dat (schriftelijk en formeel) overeengekomen was dat de kinderen deel zouden gaan uitmaken van het gezin van de vader, wat ook zo gebeurde. De vader nam de kinderen dan ook op als ten laste in zijn belastingaangifte.
Echter, in de gemeente waren de kinderen ingeschreven bij de moeder. Dit was meteen een goede reden voor de fiscus om de fiscale voordelen bij de vader te weigeren.
In de fiscale wet staat nochtans niets vermeld over de inschrijving in de bevolkingsregisters in dit soort gevallen. Er wordt enkel gesteld dat om ten laste te kunnen zijn kinderen deel moeten uitmaken van het gezin van de belastingplichtige in de zin dat ze werkelijk en op bestendige wijze met de betrokken ouder moeten samenwonen.
Of dit al dan niet het geval is, moet volgens het Hof volkomen terecht bepaald worden op basis van de concrete feitelijke realiteit. Deze primeert op de inschrijving in de gemeente en ook op de echtscheidingsovereenkomst.
Uit de feiten bleek dat de kinderen bij de vader woonden, zodat de fiscale voordelen in zijn hoofde door het Hof werden aanvaard, zoals de fiscus trouwens ook voor de voorgaande jaren reeds altijd had gedaan.
We schrijven het dan ook nog een keer tot in den treure: de inschrijving in de bevolkingsregisters vormt slechts een indicie van de gezinssituatie, die uiteindelijk enkel beoordeeld kan worden op basis van de onderliggende realiteit. Reeds lang wachten we op instructies vanwege de Centrale Administratie aan haar controleurs om op het terrein ook (terug) op deze manier tewerk te gaan. Zo hopen we dat ze niet langer taxaties blijven baseren op subjectieve veronderstellingen of enkel maar op de wijze waarop personen werden ingeschreven in de Belgische en/of buitenlandse bevolkingsregisters.