Personen die in België met hun gezin wonen, en die in het buitenland werken kunnen op basis van belastingverdragen vaak hun inkomen vrijstellen van Belgische belasting en hun belastingen enkel betalen in hun werkstaat. Ze worden echter vaak geconfronteerd met de vaststelling dat de Belgische belastingvermindering voor kinderen ten laste hierdoor niet effectief benut kan worden.
Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde op 22 september 2015 over de zaak van een gehuwd koppel, waarvan de man het hoogste inkomen had en waarbij zijn inkomen in België vrijgesteld werd bij verdrag en hierdoor het voordeel van de aftrek voor kinderen ten laste niet kon genieten. Door het Antwerpse hof de wettelijke regel van toekenning van de belastingvermindering aan de partner met het hoogste gezinsinkomen opzij geschoven.
Recent velde de rechtbank van eerste aanleg van Aarlen (7 oktober 2015) eveneens een uitspraak in een gelijkaardig geschil over de gezinsgebonden belastingvermindering.
De zaak werd ingeleid door een gehuwd koppel met kinderen en met woonplaats in België. De man was werkzaam in Luxemburg en werd in dat land belast op zijn bezoldigingen, conform het belastingverdrag tussen België en Luxemburg. De vrouw verdiende in België bezoldigingen als werkneemster.
Het inkomen van de man werd in België vrijgesteld met toepassing van de regels van het zogenoemde progressievoorbehoud. Dit houdt in dat het Luxemburgse inkomen in de belastingberekening enkel in aanmerking mag worden genomen om het tarief vast te stellen dat van toepassing is op de inkomsten, die wel in België belastbaar zijn. Vervolgens wordt de belasting verminderd in verhouding tot het vrijgestelde inkomen in verhouding tot het totale belastbaar inkomen van de man.
Omdat de man het hoogste (belastbare) inkomen had werd de belastingvrije som voor de kinderen ten laste aan hem toegerekend. De wet stelt immers dat bij echtgenoten en wettelijk samenwonenden deze belastingvrije som altijd wordt verrekend bij de partner met het hoogste belastbaar inkomen. Om te bepalen welke echtgenoot dat is, moet volgens de minister van Financiën ook rekening worden gehouden met de buitenlandse inkomsten die bij verdrag zijn vrijgesteld.
De toeslag wegens kinderlast werd dus berekend bij de man, maar omdat deze in een volgende bewerking kon genieten van een volledige belastingvrijstelling in toepassing van het belastingverdrag met Luxemburg, bleek dat de man uiteindelijk geen belasting in België verschuldigd was. Zo ging de belastingvrije som voor kinderen ten laste voor het gezin de facto verloren. Gezien de vrouw een lager belastbaar inkomen had dan haar echtgenoot, kon zij immers evenmin van deze belastingvrije som gebruik maken.
Opgemerkt kan worden dat de situatie anders zou geweest zijn indien de ouders niet gehuwd waren geweest. In voorkomend geval kunnen de ouders immers zelf autonoom beslissen aan wie van hen de vermindering voor kinderen zal worden toegerekend.
Het echtpaar ging in bezwaar tegen de belastingaanslag. Dit leidde uiteindelijk tot een geschil voor de rechtbank, waarbij gevorderd werd om de belastingvrije som voor kinderen ten laste toe te passen op de belastingen op de Belgische inkomsten van de vrouw.
De rechtbank stelde vast dat de Belgische toewijzingsregels voor de kinderen ten laste aanleiding geven tot een benadeling van gezinnen, die het belangrijkste deel van hun inkomen buiten België verdienen in een andere Europese lidstaat in vergelijking met koppels, die hun inkomen vooral in België verdienen. Door de toepassing van het belastingverdrag wordt in hoofde van het gezin de facto geen enkel inkomen effectief in België vrijgesteld wegens kinderlast.
De rechtbank oordeelde dat deze werkwijze een schending vormt van het vrije verkeer van werknemers binnen Europa. Deze uitspraak is in lijn met de eerdere principiële beslissing van het Europees Hof van Justitie in de bekende zaak Imfeld & Garcet .
Wat met aftrekposten in het buitenland?
De Administratie riep het argument in dat een persoon met kinderlast, die beroepsinkomsten verkrijgt in Luxemburg, in dat land ook reeds een voordeel geniet voor kinderen ten laste onder de vorm van de ‘boni pour enfants’, uitgekeerd door de Luxemburgse Caisse nationale des prestations familiales.
De rechtbank heeft dit argument niet weerhouden. Krachtens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is het in beginsel de woonstaat, die persoons- en gezinsgebonden belastingvoordelen dient toe te kennen. Hier wordt enkel van afgeweken indien de belastingplichtige geen of maar heel weinig inkomen heeft in zijn woonstaat, waardoor er geen persoonsgebonden voordelen in de woonstaat kunnen worden toegepast. Enkel dan moet volgens het Hof de werkstaat de persoonlijke situatie van de werknemer in aanmerking nemen bij de belastingheffing.
In het voorliggende geschil had de vrouw wel voldoende beroepsinkomsten van Belgische bron om de belastingvermindering te kunnen benutten, ook al genoot ze niet het hoogste inkomen van het gezin. Gelet op de Europese rechtspraak moet de woonstaat (in casu België) de persoons- en gezinsgebonden belastingvoordelen dan toekennen op basis van de inkomsten van de vrouw.
Er kan hierdoor zelfs een dubbel voordeel ontstaan, enerzijds in de werkstaat (de boni pour enfants) en anderzijds in de woonstaat, België. Hierin zien de rechters evenwel geen probleem. Het is volgens hen mogelijk dat verschillende belastingvoordelen los van elkaar door de twee betrokken lidstaten worden toegekend, en dat er een dubbel voordeel ontstaat als gevolg van de parallelle toepassing van nationale belastingregels.
De rechtbank stelde in dit verband dat een lidstaat zich niet kan onttrekken aan zijn verplichtingen volgens het Europees recht door zich te beroepen op een voordeel dat een andere lidstaat op unilaterale wijze toekent. Dit is een belangrijke vaststelling omdat dit argument traditioneel de hoeksteen vormt van de Belgische administratieve richtlijnen, die de belastingplichtige tot nu toe verhinderden om het voordeel van de belastingvermindering voor kinderen ten laste in dit soort situaties te claimen.
De boni pour enfants vormt trouwens geen compensatie voor het verlies van het Belgisch belastingvoordeel dat het echtpaar in België ondervond. Zo zou Luxemburg het voordeel van de boni unilateraal kunnen afschaffen of verminderen, zonder dat dit een impact zou hebben op de Belgische toekenningsvoorwaarden van de belastingvrije som wegens kinderen ten laste.
België diende in dit geschil de toeslag toe te kennen aan de partner met het laagste inkomen. Deze werkwijze is in lijn met de situatie van niet gehuwde ouders, die vrij kunnen kiezen bij welke partner de toeslag voor kinderlast moet worden toegepast. De rechter zorgt derhalve voor een gelijke behandeling van ouders, ongeacht hun burgerlijke staat.
Het vervolg
De nieuwe uitspraak van de gerechtelijke instanties bevestigt de trend om de Belgische wetgever en fiscus in het ongelijk te stellen in situaties van samenloop tussen de vrijstelling van belasting bij verdrag en de belastingvermindering voor personen ten laste.
Men kan betreuren dat de fiscus zich, zoals meestal het geval is in dit soort geschillen, naar verwachting weerom niet spontaan zal neerleggen bij de beslissingen van de rechters en zal volharden in haar traditionele berekeningswijze zonder haar rekenprogramma’s spontaan aan te passen. Het is voorlopig nog aan de belastingplichtige om zelf vast te stellen dat de belastingberekening op zijn of haar aanslagbiljet nadelig is en niet conform is met de Europese regels en om hiertegen tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Dit in afwachting van bijkomende Europese druk op de wetgever om de regels van de belastingberekening op passende en definitieve wijze aan te passen.