Elk jaareinde vindt er in België traditioneel een fiscale eindsprint plaats met enkele ‘last minute’ wetswijzigingen. Zo ook in 2016. Eén van de domeinen, waarin opmerkelijke wijzigingen optraden was dat van de beurstaks, gekoppeld aan de afschaffing van de speculatietaks.
Bij het invoeren van de speculatietaks werd gewaarschuwd voor tegenvallende opbrengsten van deze belasting, gericht op het afromen van winsten, gerealiseerd met bepaalde beleggingen met beperkte looptijd. Deze vrees bleek terecht te zijn en de speculatietaks heeft geleid tot lagere fiscale inkomsten in plaats van extra belastingen. Bijgevolg werd deze onfortuinlijke belasting reeds na één jaar afgevoerd. Er zijn evenwel compenserende maatregelen:
Hoe het vroeger was?
Beurstransacties, zowel op Belgische als op buitenlandse effecten, zijn reeds lang aan beurstaks onderworpen wanneer de transactie via een Belgische professionele tussenpersoon wordt verricht. De heffing is verschuldigd op de aan- of verkoop van effecten, die via een Belgische rekening van de klant wordt afgewikkeld.
Er was in het verleden geen beurstaks bij debiteringen of crediteringen van transacties op een buitenlandse rekening.
Wat verandert er?
Vanaf 1 januari 2017 worden transacties op financiële instrumenten geacht in België te zijn aangegaan of uitgevoerd, wanneer het koop- of verkooporder rechtstreeks of onrechtstreeks aan een in het buitenland gevestigde tussenpersoon wordt gegeven door
De nieuwe bepaling viseert niet enkel transacties via bankinstellingen maar ook deze, die via het internet gebeuren bij buitenlandse organisaties, die een platform aanbieden aan Belgische beleggers.
De gewone verblijfplaats – stof tot nadenken
De taks treft personen met een “gewone verblijfplaats” in België. Voor reguliere Belgische ingezetenen (hier onderworpen aan de personenbelasting) is dit duidelijk. Hun gewone verblijfplaats sluit immers nauw aan met hun fiscale woonplaats, die wordt gekenmerkt door een zekere duurzaamheid. Personen, die slechts beperkt of kortstondig in België verblijven, worden niet geacht een Belgisch fiscaal domicilie te hebben. De fiscale woonplaats is de hoofdverblijfplaats van een persoon, zoals onder meer blijkt uit de bevolkingsregisters, de vreemdelingenregisters of het wachtregister.
Het toepassingsgebied van de beurstaks op buitenlandse transacties is echter niet beperkt tot fiscale inwoners van België, wat logisch zou zijn geweest, maar betreft alle personen met een gewone verblijfplaats in België. Men moet evenwel beseffen dat een “gewone verblijfplaats” een veel vluchtiger karakter heeft in vergelijking tot een fiscaal domicilie. Wat bij natuurlijke personen exact hieronder moet worden verstaan is bovendien niet echt duidelijk.
Men vindt het begrip “gewone verblijfplaats” onder meer terug in het kader van de verzekeringstaks, in de Europese Richtlijn inzake levensverzekeringen en ook in de Europese Verordeningen over sociale zekerheid. De Europese Commissie publiceerde in 2013 ook een gids over het vaststellen van de “gewone verblijfplaats” (http:// europa.eu/rapidlpress-release_IP-14-13_nl.htm). Men verwijst hier naar criteria waaronder de gezinssituatie, de duur en continuïteit van de aanwezigheid in een lidstaat en de arbeidssituatie (“habitual residence test”).
Voorbeeld: een Ierse onderdaan komt tijdelijk naar België om hier te werken. Hij brengt zijn tijd omwille hiervan grotendeels in België door. Zijn gewone verblijfplaats is dan gesitueerd België, zelfs indien hij nog over een woning in Ierland beschikt, nog regelmatig naar Ierland weerkeert en er nog culturele en economische banden onderhoudt.
De gewone verblijfplaats is de plaats waar een natuurlijk persoon zich hoofdzakelijk heeft gevestigd, zelfs bij afwezigheid van formele registratie en onafhankelijk van een verblijfs- of vestigingsvergunning. Er wordt gekeken naar omstandigheden van persoonlijke of professionele aard, die duurzame banden met de verblijfplaats aantonen of die wijzen op de wil om die banden te scheppen.
In de praktijk is het reeds vaak moeilijk om uit te maken waar iemand zijn duurzaam fiscaal domicilie gevestigd heeft. Het bepalen of een persoon al dan niet zijn gewone verblijfplaats in België heeft, is een veel moeilijker verhaal. Dit is des te meer het geval voor personen, die in meerdere landen over een verblijfplaats beschikken, en die over de grenzen heen professioneel actief zijn. Een andere moeilijke casus is deze van gepensioneerden, die beschikken over verblijfplaatsen in meer dan één land, en die in de loop van het jaar van het ene land naar het andere land reizen om er telkens een aantal maanden te verblijven.
De vrees rijst dan dat het begrip gewone verblijfplaats te weinig accuraat en afgelijnd is en dat er tal van ambigue situaties bestaan, waarin het begrip moeilijk kan worden ingevuld. Dit kan aanleiding geven tot geschillen of tot een ongelijke behandeling van belastingbetalers, die zich feitelijk in gelijkaardige situaties bevinden.
Berekening van de taks
De vroegere plafonds voor de berekening van de beurstaks werden vanaf 1 januari 2017 verdubbeld. Bovendien zijn er meerdere mogelijkheden:
Om de taks correct te kunnen toepassen, dient elke transactie in de juiste categorie ondergebracht te worden zodat de belastbare basis en het tarief kunnen bepaald worden.
Onrechtstreekse orders
De taks treft ook onrechtstreekse beursorders. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een order gegeven wordt door een juridische constructie, waarachter een Belgische inwoner staat, die de uiteindelijk gerechtigde is.
Er ontstaat dus een transparantieregel in het kader van de beurstaks. Vroeger, wanneer de beurstaks enkel verschuldigd was voor Belgische transacties, was er geen sprake van dergelijke transparantie.
Administratieve afwikkeling
Voor verrichtingen, die in België worden aangegaan of uitgevoerd, blijft de Belgische professionele tussenpersoon de schuldenaar van de taks. De belegger hoeft zich derhalve nog steeds geen zorgen te maken over de administratieve afwikkeling van zijn dossier.
Wanneer een professionele tussenpersoon echter in het buitenland gevestigd is, wordt de ordergever vanaf dit jaar zelf de schuldenaar van de belasting. Hij moet aangifte doen van het belastbaar feit en de taks betalen, tenzij indien hij kan aantonen dat de taks werd aangegeven en betaald via de buitenlandse tussenpersoon. Die situatie kan zich voordoen indien de buitenlandse dienstverlener Belgische klanten helpt bij het beheer van de taks teneinde op de Belgische markt zonder problemen actief te kunnen zijn.
Buitenlandse tussenpersonen kunnen hiertoe een in België gevestigde aansprakelijk vertegenwoordiger laten erkennen. Die is hoofdelijk gehouden tot het betalen van de rechten op de verrichtingen die voor rekening van derden of voor eigen rekening gedaan worden en tot uitvoering van alle verplichtingen van de buitenlandse tussenpersoon.
Aangifte van belastbare verrichtingen en betaling van de taks moeten gebeuren in de maand, volgend op de maand van de verrichting. De termijn wordt verlengd tot twee maanden indien de opdrachtgever zelf moet instaan voor het indienen van de opgave en het betalen van de belasting.
Sancties
De boete bij laattijdige aangifte werd vanaf 2017 verviervoudigd (inderdaad x 4) naar een forfaitair bedrag 50 EUR per week vertraging, ongeacht de omvang van de onderliggende transactie. Er is wel een overgangsregeling. De boete blijft beperkt tot het oude bedrag van 12,50 EUR per week vertraging bij laattijdige aangifte tot 30 juni 2017. De boete verdubbelt naar 25 EUR per week bij laattijdige aangifte in de periode van 1 juli 2017 tot 31 december 2017. Vanaf 2018 geldt de volledige verhoogde boete van 50 EUR per week.
De boete per overtreding is gelukkig begrensd tot het bedrag dat na 52 weken vertraging verschuldigd wordt. Het is duidelijk dat het ontbreken van een proportionele relatie tussen het bedrag van de niet betaalde belasting en het bedrag van de boete aanleiding kan geven tot situaties, die door (vaak argeloze) belastingbetalers als overdreven en onrechtvaardig zullen worden ervaren.
Nalatigheidsinteresten zijn bovendien meteen verschuldigd vanaf de dag waarop de betaling had moeten gebeuren. Een laattijdige aangifte leidt dan ook niet tot een vermindering van de interest kosten.
Een tussenpersoon is verplicht een borderel af te geven aan elke persoon die hem een beursorder geeft (uiterlijk op de werkdag die volgt op die waarop de verrichting werd uitgevoerd). Het borderel
Die verplichting geldt ook bij orders aan buitenlandse tussenpersonen. Het is moeilijk in te zien hoe die verplichting kan worden afgedwongen ten aanzien van in het buitenland gevestigde tussenpersonen
Bijkomende vragen bij de regeling
Uit het voorgaande kan men concluderen dat het verhaal van de beurstaks op buitenlandse transacties heel wat vragen oproept. Volgende zaken komen onder meer aan de orde: