De periode voor het voorbereiden en indienen van de jaarlijkse belastingaangiftes personenbelasting komt er weer aan.
Als we naar de aangiftetermijnen kijken blijken er verschillende mogelijkheden te bestaan::
Dit onderscheid is niet louter een praktische aangelegenheid, maar geeft jammer genoeg aanleiding tot betwistingen. Dit komt onder meer doordat er steeds vaker door de administratie sancties worden opgelegd wegens laattijdigheid van de aangifte. Ook opent een laattijdige aangifte voor de administratie de weg naar de ambtshalve taxatieprocedure en een verschuiving van de bewijslast ten nadele van de belastingplichtige. Voor zelfstandigen kan een laattijdige aangifte ook nog eens leiden tot de toepassing van een minimum belastbare basis.
Het bepalen van de juiste aangiftetermijn wordt dus steeds belangrijker.
Een aantal jaren geleden werd een geschil over de aangiftetermijn in het voordeel van de belastingplichtige beslecht (Hof van Beroep Gent, 26 februari 2013). Recent heeft ook het hof van beroep van Antwerpen zich over de kwestie gebogen (Antwerpen 14 februari 2017).
Als we de wettekst consulteren, dan vinden we enkel de erg vage vermelding dat de aangifte in de personenbelasting moet worden ingediend binnen de termijn die op het aangifteformulier zelf door de administratie vermeld wordt. Deze tekst stamt uit de tijd waarin er enkel papieren aangiftes waren. Voor Tax-on-Web staat er een vermelding op de website over de termijnen. Aan de wettekst werd echter niets veranderd bij de invoering van het elektronische Tax-on-Web systeem. We stellen vast dat de Administratie ten aanzien van de elektronische aangifte andere termijnen hanteert, die ook nog een keer verschillen al naargelang de belastingplichtige zijn aangifte zelf indient dan wel beroep doet op de diensten van een mandataris.
Soms vermeldt de administratie cryptische vermeldingen op de aangifte zoals bijvoorbeeld: ‘onverwijld’ of ‘ASAP’.
Omdat de aangiftetermijnen zo belangrijk zijn ontstond er een nieuw geschil hierover. In dit dossier beweerde een belastingplichtige zijn papieren aangifte tijdig te hebben ingediend, binnen de op het aangifteformulier vermelde datum. De administratie stelde echter dat de aangifte pas veel later werd ontvangen. De aanslag werd via de procedure van aanslag van ambtswege gevestigd met toepassing van een forfaitaire minimale belastbare basis van 19.000 EUR.
Het Hof van Beroep onderzocht de zaak en kwam, in lijn met de vroegere beslissing van het Gentse Hof, tot de vaststelling dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een verschil in aangiftetermijn tussen een papieren aangifte versus een elektronische aangifte. Het Hof besluit dan ook dat de papieren aangifte nog als tijdig moest worden aangemerkt, zelfs als zou ze pas enkele weken na de vervaldatum van 30 juni bij de Administratie zijn toegekomen.
In de rechtsleer wordt ook gewezen naar de problematiek van discriminatie tussen belastingplichtigen. Indien de administratie beslist om afwijkende termijnen te bepalen, dan moet een onderscheid hoe dan ook op objectieve gronden berusten.
Men kan vermoeden dat het huidige verschil een aantal achterliggende motieven heeft:
Of dergelijke overwegingen op zich voldoende zouden zijn om indieners van papieren aangiften te blijven benadelen door een kortere aangiftetermijn kan sterk betwijfeld worden. Een papieren aangever kan zich trouwens steeds indekken tegen laattijdigheid van zijn aangifte door na eind juni alsnog een mandataris aan te stellen. Zo kan de aangiftetermijn op een perfect legale manier verschoven worden.
Een andere merkwaardigheid in het bestaande systeem bestaat erin dat mandatarissen voor papieren aangiften geen verlengde aangiftetermijn krijgen daar waar ze dit wel hebben voor een elektronische aangifte. Voor dit verschil kan ons inziens geen rechtvaardiging gevonden worden. Dit is temeer opmerkelijk omdat niet alle aangiftes via Tax-on-Web kunnen verwerkt worden en het 100% uitsluiten van papieren aangiftes vooralsnog niet tot de technologische mogelijkheden behoort.
Om dit alles op te lossen kan men ervoor pleiten om de aangiftetermijnen voor alle gevallen volledig te aligneren. Deze termijn hoeft niet noodzakelijk in oktober te eindigen mits er een eenvoudige papieren en/of elektronische uitstelprocedure wordt ingevoerd, die opnieuw voor alle vormen van aangifte dezelfde zou moeten zijn. De rechten van de schatkist komen bij dit alles vooralsnog niet in het gedrang omdat vastgesteld kan worden dat veel aangiften nog voor de zomer worden ingediend en dat de administratie pas ruim na de zomermaanden begint met het uitreiken van de eerste aanslagbiljetten.
Enkele andere ideeën om het aangifteproces te versnellen kunnen erin bestaan het aangifteformulier grondig te vereenvoudigen, zodat het model veel vroeger bekend gemaakt kan worden. Zo kan de aangifte reeds enkele maanden vroeger in het jaar ter beschikking gesteld worden. Waarom ook niet werken met een aangiftebonus, waarbij aanslagbiljetten met een terugbetaalbaar saldo aan belasting prioritair behandeld worden mits de aangifte voor een bepaalde datum wordt ingediend. Zoals reeds lang geleden door psychologen werd opgemerkt werkt belonen doorgaans veel beter dan bestraffen.
Een ander middel om de aangiftetermijnen te sturen kan erin bestaan om sneller interesten aan te rekenen voor saldi aan verschuldigde belasting indien een bepaalde aangiftedatum overschreden wordt. Hierdoor kan het financieel nadeel van een latere aangifte voor de schatkist gecompenseerd worden. Wel zou de toepasselijke interestvoet dan best redelijker worden en enkel een vergoedend karakter hebben en geen bestraffend karakter zoals de momenteel geldende fiscale interest, die nog steeds 7% op jaarbasis bedraagt.
De aangiftetermijnen -formulieren en -procedures vormen zeker niet het meest sexy onderwerp binnen de fiscaliteit, maar het is zeker de moeite waard hier een keer grondig over na te denken en misschien wat aan de regels en praktijken te sleutelen.