We zien het maar al te vaak. Iemand ontdekt een fout in zijn of haar meest recente belastingaangifte. Erger nog, bij nazicht merkt men dat het bovendien gaat om een fout, die zich reeds enkele jaren herhaalt. Wat nu, kan men dit nog rechtgezet krijgen?
De eerste reactie bij het vaststellen van een fout in de belastingaangifte is het indienen van een bezwaarschrift tegen de aanslag, die op de foutieve aangifte gebaseerd is. Echter, men moet wel snel zijn, want de bezwaartermijn is beperkt. Momenteel beloopt de termijn slechts 6 maanden vanaf de verzending van het aanslagbiljet. Dit is misschien nog net genoeg om de laatste aanslag te laten rechtzetten, maar wanneer een fout zich doorheen de jaren blijkt te herhalen, zal men snel met verlopen bezwaartermijnen voor de voorgaande jaren te maken krijgen.
In een recent wetsontwerp wordt getracht hier toch al een eerste mouw aan te passen door de bezwaartermijn alvast aan te passen naar één jaar. Dit is al een hele vooruitgang voor de meest recente aanslagen, omdat we regelmatig vaststellen dat belastingplichtigen met de 6-maanden termijn toch nog bot vingen.
In de wet is echter ook een andere procedure voorzien, namelijk deze van de ambtshalve ontheffing. Het goede nieuws is dat de termijn voor een rechtzetting dan 5 jaar bedraagt, wat de mogelijkheid opent om weerkerende fouten over meerdere jaren heen te laten corrigeren. Het slechte nieuws is dat de fiscus het toepassingsgebied van de procedure ambtshalve ontheffing al jarenlang op de meest restrictief mogelijke manier blijkt te interpreteren. Het aantal verzoeken om correctie, dat wegens laattijdigheid wordt afgewezen (omdat correctie via de ambtshalve ontheffing geweigerd wordt), valt moeilijk te tellen.
Bepaalde fouten zijn nochtans manifest. Enkele voorbeelden:
Het is een doorn in het oog van de VZW voor de belastingbetaler, Fiscaal Ideaal, dat de administratie zo moeilijk blijft doen over dit soort correcties, zelfs indien manifest blijkt dat de parameters in de aangifte fout waren. Steeds vaker gaat het bovendien om gegevens, die de fiscus zelf in de aangifte heeft ingevuld in het kader van een Voorstel van Vereenvoudigde Aangifte of van een Vooringevulde Belastingaangifte (op Tax-on-Web). In die gevallen wordt de fout immers in eerste orde door de belastingdienst zelf gemaakt en wordt toch nog aan de belastingplichtige aangewreven de fout niet tijdig opgemerkt te hebben.
Een interessante casus, die we u niet willen onthouden, kwam dit jaar voor de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen (vonnis van 27.04.2022).
Het betrof een Voorstel van Vereenvoudigde Aangifte (VVA), waarin de fiscus zelf het kadastraal inkomen van een onroerend goed had ingevuld onder de code 1106. Deze code heeft betrekking op onroerende goederen, die men voor eigen gebruik benut (als tweede verblijf), of die verhuurd worden aan een particulier, die het goed voor privé bewoning gebruikt.
De belastingplichtige had aan deze code in het VVA geen aandacht geschonken, zij het dat deze code helemaal niet aan de orde was omdat de betreffende onroerende goederen (in casu appartementen) in een vorig jaar verkocht waren en het kadastraal inkomen ervan niets meer te zoeken had in de aangifte van het betreffende jaar. Op basis van het foutieve VVA werd een belastingaangifte ingediend met in code 1106 een bedrag van 1.684,00 euro.
Een dergelijke fout brengt al snel een gepeperd prijskaartje mee. Het bedrag in code 1106 is immers niet de belastbare basis, maar wordt verder geïndexeerd (op dit moment met een factor 1,9084) en verhoogd met een factor 1,4. Dit leidt tot een nog veel hoger belastbaar bedrag van 1.684,00 x 1,9084 x 1,4 = 4.499,24 Euro en een belasting (aan een marginaal tarief, geraamd op 53,50%) van niet minder dan 2.407 Euro per jaar, waarin de fout zich voordoet. Op basis van de gegevens van de aangifte werd de betwiste aanslag in die zin gevestigd (volgens de tarieven van het betreffende jaar).
De aandachtige lezer kan gemakkelijk berekenen dat de kost van een dergelijke fout al snel in de vele duizenden Euro’s loopt, wanneer de fout enkele jaren na elkaar onopgemerkt blijft. Bijzonder pijnlijk voor de belastingbetaler, die op die manier een pak belasting moet betalen op inkomen dat er helemaal niet is.
De discussie voor de rechtbank ging over het toepassingsgebied van artikel 376, §1 WIB 92. Dit artikel stelt dat de administratie ambtshalve ontheffing verleent van overbelastingen, die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsmede van die welke zouden blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen.
Meer bepaald kwam de vraag aan de orde of het bedrag van 1.684,00 Euro in de aangifte was geslopen als gevolg van een materiële vergissing dan wel het gevolg was van een bewuste keuze door de belastingplichtige.
Volgens de wet is een materiële vergissing in de zin van artikel 376, § 1 WIB 92 een feitelijke vergissing, die voortvloeit uit een misvatting omtrent het bestaan van materiële gegevens bij ontstentenis waarvan de aanslag wettelijke grondslag mist. Een materiële vergissing beoogt een dwaling nopens materiële elementen. Dit staat tegenover een zogenoemde rechtsdwaling, die een onjuiste beoordeling in hoofde van de belastingplichtige veronderstelt van de fiscale wet of een verkeerde toepassing van de wet.
Volgens de rechtbank is een materiële vergissing een rekenfout, een schrijffout of een andere grove vergissing, die het gevolg is van een onoplettendheid, van een verstrooidheid of van een onvrijwillige vergetelheid, en die onafhankelijk is van de juridische beoordeling van de belasting of van de vaststelling van de belastbare basis door de belastingplichtige. Bovendien stelt de rechter dat wanneer een vergissing vaststaat, maar er twijfel is over het feit of het nu gaat om een materiële vergissing dan wel om een foutieve beoordeling van de situatie, die twijfel in het voordeel van de belastingplichtige moet worden geïnterpreteerd.
De rechtbank oordeelt op basis van deze overwegingen dat er in het voorliggende dossier geen sprake is van een genomen beslissing, een interpretatie of een beoordeling in hoofde van de belastingbetaler. Het staat vast dat de appartementen geen eigendom meer waren van de belastingplichtige en waren verkocht in een voorgaand jaar, wat ook niet betwist werd door de fiscus. Er is dus manifest geen enkele wettelijke grondslag voor enige belasting op de verkochte appartementen. Volgens de rechter gaat het hier om een dwaling omtrent een feitelijk gegeven en geen dwaling omtrent de toepassing van het recht.
De rechtbank oordeelde dat er sprake is van een “verstrooidheid” in hoofde van eiser en dit “onafhankelijk van enige juridische beoordeling”. De rechtbank kwam dan ook tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was van een materiële vergissing overeenkomstig artikel 376 WIB 92 zodat de betwiste aanslag wat de fout betreft moest worden ontheven.
De beslissing van de rechtbank van Antwerpen kan enkel worden toegejuicht om meerdere redenen:
Uit dit verhaal leiden wij af dan men niet te snel moet meegaan met de redenering van de administratie dat bepaalde vergissingen niet in aanmerking komen voor ambtshalve ontheffing.
Tenslotte kan de vraag gesteld worden waarom er eigenlijk twee aparte procedures bestaan om aanslagen te corrigeren, de bezwaarprocedure enerzijds en de ambtshalve ontheffing anderzijds. Of dit onderscheid nog wel een zinvolle plaats heeft binnen de fiscaliteit is een open vraag, die zeker het voorwerp kan uitmaken van nog heel wat discussie.