België stond niet meteen in de kop van het peloton wanneer de elektrische wagens op ons losgelaten werden. Nu de regering plots met uitermate ambitieuze plannen op de proppen is gekomen komt het hele verhaal in een plotse stroomversnelling. Zijn de Belgen er al klaar voor…. naar onze bescheiden mening nog helemaal niet, maar de geesten komen nu wel in beweging.
De meest courante eerste vraag, die gesteld wordt als mensen een elektrische wagen zien gaat over het rijbereik.
Hierover bestaan nogal wat misverstanden. De dieseltechnologie heeft het in het verleden immers mogelijk gemaakt om het rijbereik van personenwagens drastisch te verhogen van pakweg zo’n 400 km naar meer dan 1.000 Km.
Dit is handig wanneer men een keer met de wagen een lange reis onderneemt, zij het dat dit voor de meeste mensen doorgaans slechts één maal per jaar gebeurt, hooguit twee maal. Dit dan nog met de gezinswagen. Als er meer dan één wagen in een gezin is, wat niet meteen uitzonderlijk is in het land, dan zal de tweede wagen meestal van lange reizen geheel bespaard blijven. Het doorgaans onnodig grote rijbereik van dieselwagens heeft echter de verwachting gecreëerd dat ook elektrische wagens op één lading even ver zouden moeten geraken als hun dieselcompanen.
Er is nu al sprake van e-wagens met een rijbereik tot meer dan 700 km. Is dit echter nodig? In eerste orde zeker niet vanuit ecologisch standpunt. Een e-wagen met een mega grote batterij zal immers op elk traject een aanzienlijke ballast aan batterijen meeslepen (zovele malen zwaarder dan die enkele liters diesel meer in een traditionele wagen). Dit gewicht vertaalt zich meteen in onnodige kost en in een overmatig energie verbruik om de massa in beweging te houden. Dergelijke wagens kunnen bezwaarlijk onder een groen imago vallen en hebben voornamelijk waarde als statussymbool. Het is wellicht economischer om een keertje in het jaar dan toch maar een traditionele wagen te huren om een lange reis te maken, eerder dan te investeren in een e-wagen met overdreven grote batterij.
Komen we dan terug op de vraag: hoe groot moet het rijbereik dan wel zijn? Het antwoord is eenvoudig: slechts zo groot als de specifieke gebruiker van de wagen ook effectief nodig heeft en liefst niet al te veel groter. Er is geen absoluut ideaal rijbereik en dit hangt dus eenvoudigweg af van de concrete behoeftes van de gebruiker.
De beste vergelijking is deze met een tablet of smartphone: de tijd tussen ladingen dient slechts zo groot te zijn als de gebruiker nodig heeft tussen de laadbeurten door. Dit wil dus zeggen het gebruik voor maximaal één dag, gezien de wagen vaak kan laden wanneer we slapen (of zelfs opladen terwijl we werken).
Als we dit vertalen naar e-wagens binnen België, dan komen we al snel tot de vaststelling dat in dit kleine landje veel gebruikers een effectief rijbereik nodig hebben van ergens tussen de 150 en 250 km. Dit is vandaag nog de afstand van en terug naar het laadpunt (vaak thuis of op het werk). in de toekomst zal dit snel gereduceerd kunnen worden tot slechts één enkel traject gezien men dan op quasi elk eindpunt op een traject zal kunnen laden.
Met de Honda e zijn we meteen in een extreem gestapt en hebben we het risico genomen om in zee te gaan met een effectief rijbereik van zo’n 170 km. Na enkele maanden blijkt alvast dat dit ruimschoots voldoende is voor minstens 95% van de afgelegde trajecten. Zelden wordt de batterij voor meer dan 50% opgebruikt (dus 85 km op één of pakweg enkele dagen) tussen de laadbeurten. Ook de langere trajecten (tot 70 km enkel) vormen geen enkel probleem, mits enig intelligent management van het rijbereik (dus vooral niet te snel rijden, wat meteen ook nutteloze boetes spaart). Nog nooit heeft de behoefte zich voorgedaan om op een publiek laadpunt bij te gaan laden.
Er is trouwens een erg eenvoudige truc om rijbereik te winnen: kies niet langer de wagen met de grootste wielen en de breedste banden. Wij konden zonder de minste moeite 7% rijbereik winnen door simpelweg wat kleinere wielen te kiezen. Zolang we niet op een race circuit rijden heeft dit immers niet het minste belang. De aanbidders van grote wielen (handig aangekweekt door marketeers en verkopers van opties en accessoires) overwegen beter andere hebbedingen.
Veel gezinnen beschikken bovendien over een tweede wagen. Dit is dan een extra troef in de mate waarin toch minstens één voertuig over een wat groter rijbereik beschikt. Een lager rijbereik voor de e-wagen zou dan de minste van de zorgen moeten zijn.
Veel moeilijker bij de overstap naar een e-wagen is de relatie tussen de wagen en de laadpaal. Men zou aan de slag kunnen met een huis-tuin-en-keuken stekker, maar dit blijkt al snel een erg trage en weinig praktische optie te zijn. In België blijken er nog niet veel aanbieders van laadinfrastructuur te zijn met een gedegen track record. We hadden niet echt hulp bij onze zoektocht. Deze tocht verliep dan ook niet zonder enige hobbels in het traject en we mochten kennismaken met een aantal kinderziektes in de installatie. De installateur moest tot 3 maal toe terugkomen (gelukkig steeds met een gewaardeerde glimlach) vooraleer de laadpaal zijn werk naar behoren kon verrichten. Dit onderdeel van het traject pakt men best met het nodige geduld aan.
Een belangrijk aandachtspunt is de afstand tussen de verdeelkast van het gebouw en het laadpunt. Een lange afstand vereist een lange (en dus duurdere) leiding en kan zelfs aanleiding geven tot het nodige breekwerk (in de tuin, oprit of parking) om toe te laten het laadpunt op de juiste strategische locatie te krijgen. De investering in de laadinfrastructuur kan dus veel hoger oplopen dan de kost van het laadpunt op zich.
Omdat de kabel naar het laadpunt toch wel kort is (5 m) geeft dit meteen aanleiding tot een belangrijk vraagstuk als men de wagen niet steeds gemakkelijk zo dicht bij een laadpunt kan brengen. Voor laadpunten thuis in een landelijke omgeving op zich geen probleem, maar wel veel uitdagender voor laadpunten in een stedelijke omgeving, in privé of publieke parkeergarages en op bedrijfsparkeerterreinen. Hoeveel palen heeft men nodig om een specifiek wagenpark te bedienen en waar worden deze dan optimaal geplaatst? Welke spelregels legt men vast om de laadinfrastructuur optimaal en zonder stress en conflicten te benutten. Deze kwesties zijn nog niet zo snel op te lossen en vereisen denkwerk en creativiteit.
Hier doemt zelfs het vreselijk begrip van ‘laadpaalklever’ of andere (onnodig) onvriendelijke benaming op voor de persoon, die de wagen al dan niet onbewust ‘te lang’ aan de paal laat hangen en de plaats dus onbeschikbaar maakt voor anderen. Misschien komt er binnenkort zelfs een laadpaalkampeerder (gedwongen in een tent of hokje naast de paal) totdat de wagen gevuld is…
Hier is nog veel werk aan de winkel. Vandaag de dag moet de wagen naar het laadpunt komen. Verwacht kan worden dat in de toekomst het laadpunt eerder naar de wagen zal komen (mobiel laadpunt) of dat de wagen toch minstens autonoom van en naar het laadpunt zal kunnen rijden. We zijn alvast benieuwd naar de komende technische evoluties en oplossingen.
Nu de bijzaak van het rijbereik is uitgeklaard kunnen we komen tot de hoofdzaak van het elektrisch rijden. Het gaat om het genieten van een kwantum sprong in technologie en rijervaring. Hier ligt de ware essentie en het voordeel van de e-wagen. Al na de eerste gereden kilometers is er niet echt een weg terug naar een traditionele wagen.
Wat dan met de fiscaliteit? In wezen zou dit een bijzaak moeten zijn. Jammer genoeg neemt de huidige focus op de fiscaliteit van onze beleidsmakers meteen alle aandacht weg van de essentie. De e-wagen is een maatschappelijk en technologisch gegeven. Fiscale aansturing allerhande kan enkel aanleiding geven tot ongewenste neveneffecten op korte of langere termijn. Voorlopig een noodzakelijk kwaad omdat de ervaring ook in andere landen al geleerd heeft dat zonder tijdelijke subsidies en fiscale maatregelen de technologische transitie veel te langzaam zal gebeuren.
Toekomstige gebruikers van een e-wagen wacht intussen alvast de gelegenheid om vooral van de (niet financiële) voordelen van dit type wagen te genieten.