Inwoners van België zijn hier onderworpen aan de personenbelasting. In dit licht dienen ze elk jaar hun wereldinkomen aan te geven. Dit omvat ook inkomsten van buitenlandse oorsprong. Wel kan er mogelijks vrijstelling of vermindering van belasting bekomen worden op bepaalde buitenlandse inkomsten door toepassing te maken van internationale belastingverdragen of internrechtelijke belastingverminderingen.
Deze onderwerping aan de personenbelasting neemt een einde op het ogenblik waarop een persoon het land verlaat en hierdoor niet langer zijn woonplaats of zetel van fortuin in België behoudt.
In de rechtspraak wordt de fiscale woonplaats omschreven als de plaats:
Kort samengevat gaat het om de plaats waar een natuurlijke persoon met zijn gezin effectief en duurzaam verblijft, leeft en werkt.
Het basisprincipe lijkt op eerste zicht eenvoudig, maar in de praktijk blijkt het vaak niet evident om aan de hand van concrete feitelijke gegevens exact te bepalen op welk moment iemand juist geacht wordt zijn woonplaats of zetel van fortuin naar het buitenland verplaatst te hebben.
Er zal weinig twijfel zijn wanneer iemand (vergezeld van zijn gezin) het land definitief of toch minstens voor meerdere jaren verlaat. Vaak is de situatie echter minder duidelijk, en zeker niet wanneer men na de verhuizing naar het buitenland nog eigenaar van activa in België blijft. Ook het feit dat de mobiliteit van personen alsmaar toeneemt doet de grenzen van het fiscaal inwonerschap meer en meer vervagen. Niet belet een persoon of gezin immers om doorheen de tijd gebruik te maken van meerdere woon accommodaties en afwisselend in België en in het buitenland te verblijven.
Wanneer we de rechtspraak erop naslaan kunnen we twee zaken vaststellen:
De gevolgen van een geschil over het fiscaal inwonerschap zijn niet te onderschatten. Het is dan ook geen wonder dat dit jaar een belastingplichtige de stap naar de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) gezet heeft om het zekere voor het onzekere te nemen (voorafgaande beslissing nr. 2016.436 van 17 augustus 2016).
In het voorliggende geval ging het om belastingplichtigen, die reeds jarenlang in België woonden. Ze hadden het plan opgevat om op definitieve wijze naar het buitenland te emigreren, waar ze veel vrienden hadden. Ze wensten daar ook een huis aan te kopen en hun Belgisch arbeidscontract op te zeggen. Ook zouden ze zich gaan uitschrijven uit het Belgische bevolkingsregister en zich in het buitenland gaan inschrijven.
Hun probleem bestond erin dat ze op het moment van hun vertrek uit België nog steeds eigenaars waren van een gemeubeld onroerend goed in België. Dit zou te koop worden gezet, doch het was uiteraard vooraf onzeker hoe lang deze transactie zou duren. In tussentijd werd verwacht dat ze nog regelmatig naar België dienden terug te keren. Er was dan ook de vrees dat hun regelmatige terugkeer naar België de administratie ertoe zou laten besluiten dat ze hun fiscale woonplaats nog een tijd in België behielden.
De DVB bevestigt evenwel hun status als niet inwoners. Het feit dat ze regelmatig naar België zouden komen in het licht van de optimale verkoop van de gemeubileerde woning in België om deze in de beste omstandigheden te kunnen verkopen doet volgens de DVB geen afbreuk aan de vaststelling dat de belastingwoonplaats van het echtpaar in het buitenland gevestigd wordt. Volgende factoren liggen aan de basis van dit oordeel: er werd reeds een woning in het buitenland aangekocht, waar ze effectief zullen verblijven. Ze laten zich uitschrijven uit het Belgische bevolkingsregister en nemen een inschrijving in een gemeente in het buitenland
Deze beslissing ligt zeker in lijn met de toepasselijke wetsbepalingen en rechtspraak. Toch kan men enkele bemerkingen bij de beslissing formuleren: