2023 werd geopend met een vloedgolf aan belastingcontroles. Dit is enkel de verderzetting van een trend, die de laatste jaren steeds duidelijker begint te worden. Op zich niets verkeerd aan, gezien belastingen ‘correct’ betaald moeten worden.
Eén van de aandachtsgebieden zijn inkomsten van buitenlandse oorsprong, waarvoor in de Belgische aangifte in de personenbelasting verzocht werd om een vrijstelling op basis van een internationaal belastingverdrag.
Samen met de toenemende belastingcontroles hierop de afgelopen jaren, is er logischerwijze ook een toename te merken van het aantal geschillen hierover met de belastingdienst. Niet iedereen is het noodzakelijkerwijze eens met de stellingen, die de controleur inneemt naar aanleiding van een controle.
De bewijslast voor de belastingvrijstelling in België is in deze materie echter niet min en ook de opgelegde sancties zijn niet van de poes. Meer bepaald zwaait men snel met een belastingverhoging van niet minder van 50%, en dit op inkomsten, die hoe dan al in de hoogste belastingschijf belast worden aan zo’n 53,5% (inclusief de gemeentebelasting).
De kans is niet denkbeeldig dat er, nadat al de nagevorderde en met boete verder aangedikte belasting is betaald, voor de belastingbetaler slechts een schamel saldo aan netto-inkomen overblijft. Erger nog, meestal blijkt dat er ook al in het buitenland belasting op het inkomen werd betaald, en dit ook al aan de volle pot aan progressieve tarieven.
Het is echter niet omdat de Belgische belastingdienst een navordering verricht, dat de buitenlandse belastingdienst meteen het initiatief neemt om een terugbetaling aan de belastingplichtige te doen. Ook het andere land kan perfect de mening zijn toegedaan dat de belastingen daar volkomen terecht geïnd werden. Kwesties van internationale taxatie hebben immers intrinsiek de eigenschap complex te zijn en zijn niet meteen evident.
Steeds vaker worden mensen dan ook geconfronteerd met internationale dubbele belasting. Gekoppeld aan de erg hoge fiscale boetes in België kunnen gezinnen hierdoor in financiële moeilijkheden geraken, zelfs in die gevallen waarin veel ijver aan de dag gelegd werd om alle zaken keurig op orde te houden.
Tot nu toe blijken ook de rechters nogal gemakkelijk de kaart van de belastingdienst te trekken. We verwijzen als voorbeeld naar een toch wel streng en onverbiddelijk arrest van het Hof van Beroep van Luik van 13.12.2022 (2021/RG/535).
De rechters oordeelden dat, wanneer bij een fiscale controle blijkt dat inkomsten in België ten onrechte werden aangegeven als vrijgestelde buitenlandse inkomsten, dit wijst op ‘bedrieglijk opzet’, zelfs in afwezigheid van valse stukken. We vermoeden dus dat het hier over een zeer gebruikelijk geval ging, waarin de belastingplichtige het bewijs niet kon leveren dat alle werkdagen ook effectief in het land, waar de werkgever was gevestigd, werden doorgebracht.
De Belgische fiscus stelt hier steevast dat bij gebrek aan bewijs van arbeid op het grondgebied van het andere land de heffingsrechten zonder twijfel in het woonland, België thuishoren. De belastingdienst in het andere land gaat hierbij vermoedelijk al evenzeer uit van het omgekeerde vermoeden, namelijk dat behoudens tegenbewijs alle werkdagen geacht worden in dat land te zijn doorgebracht. Meteen is hiermee het recept samengesteld voor een perfecte internationale dubbele taxatie.
Dit alles heeft belangrijke gevolgen voor de belastingplichtige, die in wezen niet ter kwader trouw hoeft te zijn, maar gewoon geconfronteerd wordt met de moeilijke problematiek om jaren na datum nog te gaan bewijzen, waar elke individuele werkdag tot 7 jaar terug werd doorgebracht. Samengevat een fiscaal boetetarief van 50%, verlengde aanslagtermijnen en mogelijke internationale dubbele taxatie.
Wat nu gedaan?
In eerste orde ligt de bal vandaag de dag nog altijd bij de belastingplichtige. Deze moet zich reeds tijdens het inkomstenjaar wapenen door het aanleggen van een waterdicht bewijsdossier voor elke individuele werkdag. Dit is de sleutel tot de verdeling van de heffingsrechten tussen de landen en vormt de hoeksteen van de meeste discussies bij een belastingcontrole. Meer dan ooit is het aan de belastingplichtige om met gezonde ijver dag na dag een bewijsdossier samen te stellen en bij te houden. Op dit moment is dit in wezen het belangrijkste verweer bij een fiscale controle.
Toch zouden er in eerste orde stemmen kunnen opgaan om het boetetarief van 50% op progressief belaste inkomsten in dit soort gevallen in vraag te stellen. Zo’n hoog boetetarief kan werken bij pakweg niet correct aangegeven roerende inkomsten, waar het gaat over een basistarief van 30%. Bij inkomsten, die worden belast aan meer dan 50% zal de teller echter snel hoog oplopen. De vraag naar de proportionaliteit tussen de boete en het vermeende vergrijp zal de komende jaren alleen maar aan belang winnen.
Meer fundamenteel echter: zouden fiscale overheden zich niet louter moeten bezighouden met het internationaal uitwisselen van fiscale gegevens onderling, wat ze nu doen, maar ook aandacht moeten gaan te besteden aan het samenstellen van de juiste eindconclusie over alle landen heen: aan het einde van de rit zouden er geen gaten in de taxatie tussen de landen mogen bestaan (geen ten onrechte onbelaste inkomsten) maar evenmin overlappingen mogen voorkomen in de taxatie (internationale dubbele taxatie). Dit lijkt ons immers de enig mogelijke ‘correcte’ taxatie te zijn.
Wat het ene land bijkomend meent te mogen belasten zou dan automatisch in het andere land moeten worden ontlast. Indien landen hier onderling van mening over zouden verschillen, wat perfect kan voorkomen, dan is hier onderling overleg aan de orde. Kan men de belastingbetaler aan zijn of haar lot blijven overlaten om in een ander land niet evidente initiatieven op te starten in de hoop om aldaar nog belastingen te kunnen recupereren? Wij breken alvast een lans voor het opleggen van een actieve plicht in hoofde van belastingdiensten om ervoor te ijveren internationale dubbele taxatie op beroepsinkomsten ook effectief in alle gevallen te vermijden.
Ook hier is de verwachting dat het onderwerp van internationaal onderling overleg over dubbele taxaties in de personenbelasting in de toekomst enkel maar aan belang zal winnen.