Reeds jarenlang lopen er discussies over het recht op de belastingvermindering voor kinderen ten laste voor gezinnen, waarvan de ene partner beroepsinkomsten geniet, die in België belastbaar zijn, terwijl de andere partner in België op zijn of haar beroepsinkomsten geen of minder belasting betaalt ingevolge de toepassing van een belastingverdrag.
De discussie kwam reeds aan bod voor diverse Belgische rechtscolleges (waaronder het Belgische Grondwettelijke Hof – 24 april 2014) en ook nog voor het Europese Hof van Justitie (12 december 2013). Er werd ook al een circulaire aan dit onderwerp gewijd (circulaire van 11 september 2015 tot wijziging van een vroegere circulaire van 12 maart 2008). Hierover werd in deze nieuwsbrief reeds herhaaldelijk een bijdrage gepubliceerd.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd in hoofde van gehuwden of wettelijk samenwonende personen, dan worden de verhogingen van de belastingvrije som (waaronder deze voor kinderen ten laste) normalerwijze automatisch berekend voor de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen. Wanneer deze partner echter inkomsten geniet, die krachtens een belastingverdrag in België kunnen worden vrijgesteld, dan heeft deze berekeningswijze tot gevolg dat de voordelen wegens gezinslast de facto niet kunnen worden benut.
Het aanrekenen van de verminderingen op bij verdrag vrijgestelde inkomsten doet de Belgische belasting voor hen immers niet of niet wezenlijk dalen. Dit komt omdat de aftrek voor de personenbelasting toegepast wordt vooraleer de verdragsvermindering (via een pro rata berekening) berekend wordt.
De voordelen wegens gezinslast zouden in dergelijke gevallen doorgaans wel hun volle effect sorteren indien ze worden aangerekend op de belastingen van de partner met het laagste belastbaar inkomen (in gevallen waarin dit in België niet bij verdrag kan worden vrijgesteld). Dit zou ook het geval zijn indien de ouders niet gehuwd of wettelijk samenwonend zijn, omdat er dan een keuzemogelijkheid bestaat om de belastingverminderingen onderling aan de partners toe te wijzen.
In de rechtspraak vindt men een reeks beslissingen in het voordeel van de belastingplichtigen. Hieronder is er ook een beslissing van het Hof van Beroep van Antwerpen van 22 September 2015. Er waren echter ook een aantal uitspraken, die negatief waren voor de belastingplichtige (bijvoorbeeld een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (dd. 09.10.2015), waarbij de belastingplichtige toch nog bot gevangen heeft).
Intussen heeft de Administratie zich neergelegd bij het standpunt, dat voor de belastingplichtige het gunstigste is. In een circulaire van 18 mei 2017 staat te lezen dat er in voorkomend geval twee berekeningen zullen worden gemaakt, waarbij de belastingvrije sommen telkens aan een andere partner worden toegerekend. De aanslag zal dan gevestigd worden op basis van de meest gunstige berekening.
We stellen intussen wel vast dat het rekenprogramma van de online tool Tax-on-Web voor aanslagjaar 2017 toch nog niet meteen de juiste resultaten weergeeft. De belastingplichtige zal derhalve toch nog in detail de aanslag moeten nakijken. Eén en ander is in de praktijk behoorlijk complex omdat het aanslagbiljet anno 2017 een kluwen van cijfers is geworden, waarin men niet op een transparante en eenvoudige wijze de juiste cijfers kan terugvinden en herberekenen. Gezien de beschikbare rekenprogramma’s doorgaans geen rekening houden met de nieuwe berekeningswijze is het geen sinecure om zelf (eventueel manueel) de juiste bedragen weder samen te stellen.
De belastingplichtige kan dus nog genoodzaakt zijn om toch nog een bezwaarschrift of een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing in te dienen voor het lopende aanslagjaar. Ook de vorige jaren kunnen nog aanleiding geven tot een verzoek om teruggave, gezien men 5 jaar in de tijd kan teruggaan om de situatie recht te zetten. De Administratie zal immers niet spontaan overgaan tot herziening van de vroegere aanslagen zodat de belastingplichtige zelf hier de nodige initiatieven zal moeten ondernemen.