Eén van de belangrijkste belastingverminderingen voor gezinnen in België betreft deze voor kinderen ten laste. Omdat de vermindering wordt berekend afhankelijk van het belastbaar inkomen van de ouders, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat kinderen worden aangerekend bij die ouder, waar dit het grootste voordeel oplevert.
Bij gehuwden en wettelijk samenwonenden, met een gezamenlijke belastingaangifte, is in de wet bepaald dat de vermindering in eerste orde wordt aangerekend bij de ouder met het hoogste belastbaar inkomen. Meestal is dit inderdaad de beste oplossing. De fiscus heeft echter een wettelijke verplichting om het kind toe te rekenen aan de andere ouder in die gevallen, waarin dit voor het koppel toch voordeliger zou zijn.
Een dergelijke verplichting ontbreekt bij feitelijk samenwonende ouders, die elk als fiscaal alleenstaande worden belast en elk een aparte aangifte indienen. De fiscus wijst de kinderen in deze gevallen niet spontaan toe aan de ouder, waar dit het grootste voordeel oplevert.
Fiscaal Ideaal bekeek onlangs het verhaal van een feitelijk samenwonend koppel. Het gezin had 4 kinderen. Er was dan ook een hoge belastingvermindering voor personen ten laste. Een vergelijking van de inkomsten van beide partners toonde aan dat de man het afgelopen jaar de hoogste belastbare inkomsten had genoten.
De moeder had een voorstel voor vereenvoudigde aangifte (VVA) ontvangen en de vader diende een gewone belastingaangifte in (via Tax-on-Web). De 4 kinderen waren echter in de vooraf ingevulde documenten door de fiscus fiscaal toegewezen aan de moeder.
Het koppel bezocht samen een belastingambtenaar om hun dossier af te wikkelen. Deze liet echter na de toewijzing van de kinderen na te zien. Onze berekening achteraf toonde aan dat het gezin hierdoor ettelijke duizenden Euros was misgelopen. Het verplaatsen van de 4 kinderen van de moeder naar de aangifte van de vader resulteerde voor het koppel in een belastingvoordeel van meer dan 4.700 Euro. Omdat de belastingaangifte elk jaar opnieuw gebeurt, kan een dergelijke vergissing doorheen meerdere jaren tot een gepeperde belastingrekening voor het koppel leiden.
Het risico dat een dergelijk scenario zich voordoet is erg groot in ons fiscaal stelsel, dat niet automatisch de beste oplossing voor zo’n gezin detecteert. Het feit dat de moeder een VVA had ontvangen, waarop zij blind had vertrouwd, was een bijkomende factor, die ertoe had bijgedragen dat de aangiftes niet in onderlinge samenhang waren geoptimaliseerd.
Blijft dan de prangende vraag of de FOD Financiën hier geen burgerlijke aansprakelijkheid oploopt. De betrokken ambtenaar heeft immers in opdracht van de overheid een ‘gratis’ dienst verstrekt aan de belastingplichtigen door bijstand te verlenen bij het voorbereiden van de belastingaangiftes. Door de optimalisatie van de kinderen over het hoofd te zien heeft hij ongetwijfeld nagelaten de nodige professionele zorg aan het dossier te besteden.
Elke professionele accountant of belastingadviseur zou snel de berekeningen hebben gemaakt en de kinderen hebben toegewezen aan de ouder, waar dit het voordeligste was geweest. De beroepsfout die op die manier door de ambtenaar werd begaan vormt dan ook een grond tot het vorderen van schadevergoeding voor alle jaren, waarvoor er geen rechtzetting meer mogelijk is via bezwaar of ambtshalve ontheffing.
We kunnen het niet voldoende herhalen: wees bijzonder alert wat betreft door de fiscus vooringevulde belastinginformatie. Het gaat enkel om een vriendelijke suggestie om het aangiftewerk te vergemakkelijken. De juistheid van de aangereikte gegevens is echter allerminst gegarandeerd. Zeker bij een VVA is een hoge mate van alertheid aangewezen.
Als we ons verder verdiepen in de achtergrond van dit dossier, kunnen we niet anders dan ons grote zorgen te maken omtrent de nodeloze complexiteit, die in het systeem is opgebouwd rond de belastingverminderingen voor personen ten laste. Een kat vindt daar haar jongen al lang niet meer in terug. Het zou zovele malen eenvoudiger zijn om elk kind in België gelijk te behandelen en te voorzien in een vast fiscaal bedrag voor de (eventueel terugbetaalbare) belastingvermindering, en dit volkomen onafhankelijk van het belastbaar inkomen van de ouders.
Op die manier is het helemaal niet meer nodig om bijkomende optimalisatieberekeningen te maken voor een fiscaal voordeel, dat toch vrij evident en uiterst eenvoudig zou moeten zijn. Moet dit voordeel trouwens wel door de belastingaangifte lopen? Mocht men dit meteen hebben verwerkt in de kinderbijslag van het gezin, was al deze heisa overbodig geweest. De fiscale aangifte was er meteen een stuk eenvoudiger op geworden.
Het huiswerk voor de wetgever is zelfs nog groter: het verschil in behandeling tussen gehuwden/wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonende ouders is een vorm van discriminatie. Voor elk gezin zou er, ongeacht de burgerlijke staat van de partners, voor de administratie een optimalisatieplicht in de wet ingeschreven moeten worden. Als men dan toch aan de wet gaat sleutelen is dit wellicht nog de belangrijkste wijziging, die aan de orde is.