De beroepsvereniging voor accountants en belastingconsulenten heeft onlangs een enquête verricht bij haar leden over de mogelijke impact van de verhoging van de roerende voorheffing op de liquidatieboni.
Enkele simplistisch ingestelde wetgevers waren van mening dat de liquidatiebonus met een nominaal tarief van 10% een koopje was en een abnormaal lage belasting vormde. Het verhogen ervan naar 25% (zijnde maar even een toename met 250%) werd als een nuttige en eenvoudige belastingmaatregel gezien om rijke belastingplichtigen te treffen en tot een rechtvaardige belastingheffing te komen.
Veel mensen werken via vennootschappen en de liquidatiebonus is dan ook voor veel partijen van belang. Stellen dat de belasting gewoon 10% bedroeg was in eerste orde reeds een foute redenering, gezien een liquidatiebonus ontstaat uit resultaten uit het verleden, waarin op zijn minst reeds vennootschapsbelasting werd betaald (aan een tarief rond de 34%). De cumulatieve belastingdruk (vennootschapsbelasting + liquidatieheffing) was dus niet zo laag dan aan het publiek was voorgesteld.Na de verhoging is de belastingdruk ronduit als ‘hoog’ te omschrijven ondanks het nominale tarief van 25% dat maar een deeltje van het verhaal toont.
Het is waar dat deze belastingdruk nog altijd lager is dan deze die werknemers treft. Van elke Euro loonkost, die een werkgever spendeert arriveert er uiteindelijk immers maar zo’n 30 cent netto bij de werknemers. Men kan zich echter de vraag stellen of de excessieve heffing op de inkomsten van werknemers wel een juiste maatstaf vormt om de belastingen ook voor alle andere belastingplichtigen tot op dergelijke de verbeelding tartende niveau’s te tillen.
Een andere vergelijking van de belastingdruk wordt meestal ook achterwege gelaten in de publieke discussie. Voor vele kleine ondernemers vormen de reserves in hun onderneming een spaarpot voor de toekomst, meer bepaald met het oog op de latere pensionering. Indien zij zouden sparen in een groepsverzekering of een ander pensioenvehikel, dan zal de uitkering ervan op de leeftijd van 65 jaar belast worden aan ……. 10%, zijnde net zoveel als de oude aanslagvoet op de liquidatieboni.Door de belasting op de liquidatieboni te verhogen worden zelfstandige ondernemers nu in niet onbelangrijke mate benadeeld ten overstaan van bijvoorbeeld werknemers of personen, die een specifieke pensioenregeling hebben getroffen. Een aanzienlijk deel van de pensioenspaarpot zal van de ene dag op de andere verdampen.
Het blijft hoe dan ook een moeilijke vergelijking omdat er zoveel factoren een rol spelen en elke vergelijking hoe dan ook voor commentaar allerhande vatbaar zal zijn, afhankelijk van de sociale invalshoek van de persoon, die de discussie voert.
Wel is nu reeds duidelijk dat de verhoging van de belastingvoet zal leiden tot een reductie van het aantal vennootschappen, meer bepaald in die gevallen waarin het voortzetten van de vennootschap op korte of middellange termijn niet opweegt tegen het nadeel van de belastingverhoging. De gelukkige ondernemers, die nu kort voor de pensioenleeftijd staan en nu de kans hebben om te liquideren kunnen wel nog snel de dans ontspringen.
In de economische ketting heeft de liquidatie van vennootschappen ook een impact op hun dienstverleners, zijnde de beoefenaars van cijferberoepen.
Gelukkig vormen kleine vennootschappen voor de meeste (doch niet voor alle) accountants niet de hoofdmoot van hun cliënteel. Bijna de helft van de kantoren, die de enquête hebben ingevuld verwacht niet dat ze substantieel klanten zullen verliezen als gevolg van deze nieuwe regeling.
Toch verwacht bijna één op vijf van de accountants een zekere omzetdaling. Deze kan gaan van een matige daling van de omzet met 10%, maar kan in het slechtste geval oplopen tot niet minder dan 50 %. Slechts 57 % van de kantoren verwacht geen omzetdaling te zullen ondervinden. Deze omzetdaling zal leiden tot een verlies aan inkomen van de overheid in de vorm van een lagere belastbare basis bij de accountants en een verminderde economische activiteit bij deze dienstverleners.
De enquête bevestigt het vermoeden dat vooral de einde loopbaners eruit zullen stappen. Ondernemers, die met hun vennootschap zullen stoppen zijn doorgaans tussen 60 en 65 jaar oud. Ook hier schiet de overheid in eigen voet omdat het juist de bedoeling is mensen langer aan de slag te houden en vervroegde pensionering tegen te gaan. Het verlies aan potentieel inkomen, dat door deze ondernemers in toekomstige jaren nog had kunnen gegenereerd worden lijkt definitief gezien 80 % van de cliënten van de bevraagde kantoren niet van plan is om een nieuwe vennootschap te gaan oprichten na de vereffening.
De nieuwe regeling zou weinig of geen impact hebben op de tewerkstelling, gezien maar een beperkt aantal kantoren (7%) denkt toch personeel te gaan moeten ontslaan.
Het instituut besluit dat dat de impact van de nieuwe fiscale wetgeving met betrekking tot de liquidatieboni weliswaar beperkt is, doch tevens verre van verwaarloosbaar is. Het blijkt ook dat, afhankelijk van de samenstelling van hun cliënteel, een aantal kantoren harde klappen zullen krijgen door de nieuwe taxatie en dat de last ongelijk gespreid zal zijn.
Ook bevestigt het instituut de verwachting dat globaal genomen de nieuwe maatregel ongetwijfeld negatieve gevolgen zal hebben voor de Staat, en meer bepaald op het vlak van de verhoogde en/of versnelde uitkering van vervangingsinkomsten en het derven van toekomstige fiscale inkomsten.
Men moet ook nog rekening houden met ontastbare gevolgen. De verhoging van de belasting op liquidatieboni is de zoveelste maatregel, die vooral ten koste gaat van kmo’s en bedrijfsleiders. Het verhogen van de belastingdruk en het invoeren van talrijke harde maatregelen in de loop van de laatste jaren is dan ook allerminst op uniforme wijze gebeurd en bepaalde groepen in de samenleving betalen een veel hogere rekening dan anderen. Dit heeft ongetwijfeld een impact op het rechtvaardigheidsgevoel dat bij de betrokkenen leeft, het vertrouwen dat ze hebben in de overheid en zal ook hun gedrag in de toekomst onvermijdelijk (maar niet meteen voorspelbaar) gaan beïnvloeden.
Dit soort fiscale maatregelen zullen op termijn onvermijdelijk negatieve invloeden hebben op de Belgische economie en op de toekomstige creatie van welvaart. De vraag is alleen naar het moment waarop de slinger terug zal omslaan en er een actief beleid zal worden gevoerd om startende ondernemers aan te moedigen en om ondernemers ertoe te stimuleren om zo lang mogelijk met hun activiteiten verder te gaan.