Regelmatig komt het Belgisch fiscaal fiscaal klimaat aan bod in de media. De kwaliteit van dit klimaat wordt her en der in vraag gesteld en zou er stilaan zelfs geen ware fiscale klimaatcrisis aan het ontstaan zijn?
Een tekenend voorbeeld van de stand van zaken is de kwestie van de auteursrechten.
Het verhaal begon eerder onschuldig met het voornemen om een hervorming van het stelsel van de auteursrechten mee op te nemen in de aangekondigde grote fiscale hervorming. De aanpassing van de fiscaliteit van de auteursrechten door middel van het afbouwen van de eraan verbonden gunstige fiscaliteit en para fiscaliteit zou dan mooi opgaan in het grote plaatje. Op die manier zouden de verhogingen voor de auteursrechten tot ieders tevredenheid verzacht worden door compenserende verlagingen elders.
Het verhaal is echter ontspoord op het moment waarop de grote fiscale hervorming werd afgezwakt naar een lilliput-hervorming en waarop zelfs dit magere plan niet haalbaar bleek te zijn. Echter, de verhoging van de lasten op auteursrechten bleef merkwaardig genoeg wel overeind. De ongeziene stijging van de lasten, specifiek op deze vorm van inkomen, en ook nog eens gericht aan welbepaalde groepen belastingbetalers beloofde een al even ongezien struikelblok te worden.
Op fiscaal vlak werden belangrijke wijzigingen ingevoerd via de programmawet van 26 december 2022. Op het vlak van de sociale bijdragen zijn de wijzigingen terug te vinden in een KB van 7 april 2023. Alle wijzigingen traden inmiddels in werking. De kwaliteit van de betreffende teksten is echter van een bedroevend laag niveau. Dat hierover al snel geschillen zouden ontstaan stond in wezen in de sterren geschreven.
Als klap op de vuurpijl blijkt de FOD dit jaar een aanvang genomen te hebben met een nooit eerder vertoond volume aan belastingcontroles allerhande, die met grote hardnekkigheid worden verricht. Deze controles gaan over tal van zaken, maar ook de auteursrechten blijken hier mee aan bod te komen.
We lopen een keer door het verhaal heen:
Betwistingen voor het Grondwettelijk Hof
Dat de nieuwe wetgeving op fiscaal vlak onzorgvuldig werd opgesteld was reeds duidelijk tijdens het tot stand komen van de teksten. De diverse signalen werden door de wetgever genegeerd en weinig verrassing dus, dat er intussen reeds zaken werden ingeleid bij het Grondwettelijk Hof om de wetgeving aan te vechten op basis van het gelijkheidsbeginsel.
Ook betwistingen voor de Raad van State
Op parafiscaal vlak is de kwaliteit van het wetgevend werk ronduit bedroevend gebleken. Er werd dan ook al snel een beroep tot nietigverklaring ingediend bij de Raad van State. Zo liggen de bepalingen inzake het conversieverbod van loon naar auteursrechten onder vuur. Erger nog zijn de bijzonder onduidelijke regels inzake regularisatie, waar niemand een touw lijkt aan vast te kunnen knopen.
Er wordt een op zijn minst merkwaardig onderscheid in behandeling gemaakt tussen werkgevers, die in het verleden het regime van de auteursrechten niet toepasten (en dus geen onderscheid maakten tussen gewoon loon en auteursrechten en die de volle pot hebben betaald) en de werkgevers, die wel gebruik maakten van de regeling tussen auteursrechten. Er is nochtans geen enkele objectieve grond voorhanden om een dergelijk onderscheid te rechtvaardigen.
Het stelsel van regularisatie is in dit licht bijzonder vatbaar voor betwisting. Werkgevers, die in het verleden geen sociale bijdragen betaalden op de auteursrechten hoeven in wezen geen achterstallige bijdragen te voldoen. Er wordt hen echter opgelegd om een regularisatieaangifte in te dienen (eerst tegen 30 juni en daarna tegen 31 december van dit jaar) om rechtszekerheid te bemachtigen en om te voorkomen dat ze toch ooit nog een keer zouden worden aangesproken voor achterstallige bijdragen, boetes en interesten. Er wordt dus gevraagd om te regulariseren om rechtszekerheid te bekomen naar het verleden toe.
Werkgevers, daarentegen, die in het verleden geen risico op discussies met de RSZ wensten te lopen, en die derhalve geen vrijstelling hebben toegepast, krijgen evenwel geen mogelijkheid tot regularisatie door teveel betaalde sociale bijdragen terug te vragen. Dit is ongetwijfeld ingegeven door budgettaire overwegingen, want de kost voor dergelijke terugbetalingen is niet te overzien en zou de precaire toestand van onze overheidsfinanciën weinig goed doen.
Navraag bij sociale secretariaten heeft intussen aangetoond dat ook zij de logica van het systeem niet kunnen doorgronden en nog minder begrijpen hoe de opgelegde regularisatie nu eigenlijk concreet dient te worden geïmplementeerd binnen de erg krappe deadlines, die hiervoor worden vastgelegd.
In de zomer werden intussen enkele ontwerpen van wijziging aan de regels op de tafel gelegd, om te trachten de wetgeving wat bij te schaven. Er wordt niet meteen verwacht dat dit de hogervermelde fundamentele vraagstukken afdoende zal oplossen.
Scherpe belastingcontroles
2023 blijkt het jaar van de belastingcontroles te worden. Deze vinden plaats op nooit eerder vertoonde schaal en worden met grote hardnekkigheid uitgevoerd. Zo werd ook ons kantoor dit jaar overspoeld met een ware vloedgolf aan vragen om inlichtingen, berichten van wijzing van aangifte en ambtshalve taxaties, al dan niet voorafgegaan door de hiervoor voorziene kennisgevingen.
Wat de auteursrechten betreft kon worden vastgesteld dat de controleurs er niet voor terugschrikken om de nieuwe regels (ingevoerd vanaf 2023) retro-actief toe te passen op situaties uit het verleden.
De controles inzake auteursrechten kwamen in een recente parlementaire vraag aan bod, waarbij bleek dat vooral informatici en architecten worden geviseerd. De controleurs blijken een erg starre houding aan te nemen bij de interpretatie van de oude wetgeving aan de hand van kenmerken van de nieuwe (en intussen ook al betwiste) wetgeving. Deze aanpak is een recept voor geschillen, die we binnen afzienbare tijd voor rechtbanken en hoven zullen zien opduiken.
Er blijkt onder meer controverse te zijn ontstaan over de toepassing van de voorwaarde dat het fiscale regime inzake auteursrechten enkel zou kunnen worden toegepast als de overdracht of licentieverlening gebeurt met het oog op de publieke mededeling van de werken. Deze voorwaarde was er niet onder de oude wetgeving, maar wordt bij controles toch opgeworpen. De voorwaarde werd ingevoerd in de nieuwe wet, maar maakt het voorwerp uit van de betwistingen voor het Grondwettelijk Hof.
Een andere discussie betreft de correlatie tussen het toelaatbare bedrag van de vergoeding in relatie tot de opbrengsten via de effectieve externe exploitatie door de verkrijger of licentiehouder. Hierover is in de wetgeving evenwel geen sprake.
Bijzonder pijnlijk is de vaststelling dat de Administratie er een gewoonte van heeft gemaakt om de fiscale bewijslast, zoals voorzien in de wet, eenvoudig om te keren. De Administratie is van mening dat het stelsel van de auteursrechten een fiscaal gunstregime vormt en dat de belastingplichtige dus actief moet bewijzen dat hij hier recht op heeft. Nochans is nergens in de wetgeving een spoor terug te vinden over een dergelijke kwalificatie als ‘gunstregime’. Het gaat in wezen over een principiële kwestie van de kwalificatie van inkomen als afzonderlijk belast roerend inkomen dan wel als progressief belast bedrijfsinkomen. Men kan bezwaarlijk stellen dat het tarief van de belasting op roerende inkomsten een gunsttarief zou zijn, louter omdat het lager is dan de hoogste schijf van de progressieve belastingschalen.
Hier komt nog bij dat een tijdige en regelmatig ingediende aangifte krachtens de wet wordt geacht correct te zijn, behoudens tegenbewijs, te leveren door de Administratie. Diezelfde Administratie gaat op het terrein zonder beperkingen over tot bijkomende taxatie en legt de bewijslast (om de taxatie ongedaan te maken) bij de belastingbetaler.
Deze praktijk, waarin systematisch en onvoldoende gefundeerd de bewijslast wordt omgekeerd blijkt in 2023 ruim verspreid. We merken dit niet enkel bij de auteursrechten maar dit is de dagelijkse gang van zaken geworden. Het aantal dossiers met lichtzinnige wijzigingen van aangiftes stapelt zich binnen de kantoren van de cijferberoepers stilaan op.
Komt het fiscaal klimaat dan niet in crisis?
De combinatie tussen een kwalitatief zwakke wetgeving, het negeren van signalen inzake ongelijke behandeling van belastingplichtigen, het retro actief toepassen van wetswijzigingen, en het doorvoeren van scherpe en weinig onderbouwde controles vormen een uitgelezen recept voor het ontstaan van een ongunstig fiscaal klimaat, zeker wanneer hierbij aanzienlijke bedragen in het spel zijn.
Signalen van de achteruitgang van het fiscaal klimaat zijn onder meer zichtbaar bij ICT bedrijven, die zich wapenen tegen de hoge lasten door delen van hun tewerkstelling naar het buitenland te verschuiven. Anderen ontwerpen ijverig nieuwe maar complexe alternatieve beloningspakketten om de lasten binnen redelijke grenzen te houden. Nieuwe geschillen voor de rechtbanken als gevolg van lopende belastingcontroles zijn voorlopig nog niet zichtbaar, maar zullen vermoedelijk niet lang op zich laten wachten.
Hoe dit verhaal uiteindelijk zal aflopen is niet meteen voorspelbaar, maar dat het fiscaal klimaat er dit jaar in België merkelijk op achteruit is gegaan kan velen moeilijk zijn ontgaan.